Stadsgedicht

ik heb ze nodig de dichters

de levende en de dode

om hun verzen te knopen aan elkaar

tot een prikkeldraad waar de dood

niet overheen kan

je kan er niet mee naar de oorlog

bovenal leven zij in hun verwaaide

hoofden struikelen al over een komma

dwalend onder het blauwe licht van

verlegen lantaarns

het eb is mijn lichaam

en de leegte zo groot maar zo

onaanzienlijk groot maar zo

onaanzienlijk

maar zo


Auteur: Maud Vanhauwaert