Chez Georges

Je was mijn eerste vriend hier in het dorp, jouw dorp.

Je zat, op de dagen dat je niet naar de dialyse moest en het weer het toeliet, steevast op je stoel voor de deur,

even stevig verankerd als de Vrijheidsboom op het dorpsplein aan de kerk.

Turend vanonder je pet, stak je je hand op naar passanten, te voet, met de fiets, in de auto.

Je kende immers iedereen in het dorp en iedereen kende jou. Maar mij kende je niet, want ik woonde er nog maar pas.

Ik zag je blik wel eens rusten op mijn stokoude Skoda die je langzaam voorbij reed en dan links afdraaide naar de wijk achter de kerk. De wijk waar van alles over te zeggen viel, meestal maar weinig goeds. Daar woonden de inwijkelingen, die de meesten hier liever niet hadden zien komen.

Ik begon ook mijn hand naar je op te steken en je zwaaide, ietwat verbaasd en wat op je hoede, terug.

Zo ging dat een tijdje door, maar mijn kinderen zouden mijn kinderen niet zijn, als ze niet op een dag langs je huis kwamen op hun rolschaatsen en je plompverloren vertelden dat ik wel eens een koffie met je wou drinken.

Zo geschiedde en wij werden vrienden, echte vrienden.

Dat vonden sommigen ongetwijfeld een beetje vreemd, want je kon zo ongeveer mijn opa zijn.

Misschien dachten enkelen zelfs dat ik een verborgen agenda had.

Wij lieten het in ieder geval niet aan ons hart komen.

Voor je deur, elk op onze stoel, dronken we samen ontelbare kopjes koffie (en ook wel eens een glaasje wijn), we trakteerden elkaar om de beurt.

We maakten selfies, bespraken en losten grote en kleine wereldproblemen op, roddelden en bespiedden de voorbijgangers. Zo lieten we ons ongenoegen overduidelijk blijken aan de parkeerwachter die zich in de struiken verstopte om mensen op de bon te zwieren toen ze snel naar de bakker om brood gingen, in de haast hun blauwe kaart vergetend. "Nog liever stront scheppen dan azo mijnen boterham te verdienen", zei je, niet mis te verstaan net luid genoeg, je ogen dichtgeknepen en mondhoeken in opperste afkeuring naar beneden.

We kwamen niet meer bij van het lachen toen we de arme man met ons tweeën eens zo goed op zijn nummer hadden gezet, dat hij het hazenpad koos.

Samen keken we, in stijl, naar de wedstrijden van KAA Gent en de Rode Duivels, een glaasje cava in de hand (die zette je voor de gelegenheid altijd goed koud).

Je was een van de weinige overblijvende fans van mijn vaste lijn: "Nikki, t'es Georges he, komde gij af, ze goan beginnen!".


Regelmatig stond ik met soep, gebak en zelfs eens met huisgemaakte stoverij en mijn frietketel onder de arm, bij jou op de stoep.

Je vertelde me over je leven, je vrouw en twee kinderen die had moeten afgeven, over het Schuttershof, je vroegere café annex feestzaal annex schietclub. "We schoten er met scherp!"

In geuren en kleuren rolden anekdotes over iedereen in het dorp over je tong. Je verzuchtte hoe de jaarmarkt en de kermis niet meer waren wat ze vroeger waren, toen het hele dorp nog uitliep. en het alle dagen "vollen bak" was, alle café's afgeladen vol. "Der wier gewirkt gelijk de biesten!", gefeest en gedronken. Veel tijd om te slapen was er niet, maar gelukkig was de koffie zoals de mensen toen, beresterk.

Wie hard werkt, moe goed eten. Bij groten honger ging men gewoon met een emmer naar de frituur voor een portie frieten, frikandellen met mayonaise en stoverijsaus en elkeen kreeg een vork. Dat waren nog eens tijden.

Je stond erop om eens uit eten te gaan met mij, in de Kameleon naast je deur.

Schampi's wou je eten, met dat goe sauske met kerrie en appeltjes. Schampi's werden het ook.

Door een druk gezin en een wankele gezondheid kon ik er niet altijd zijn wanneer ik dat graag had gekund of had beloofd. Dat spijt me uit de grond van mijn hart.

Jouw verdriet was het mijne toen jij, de vriendelijke oude boom, hoezeer het hart ook nog wou blijven, toch afscheid moest nemen van je grond. Niet zoveel later was daar ook het moment dat ik je kamer en bed leeg aantrof in het woonzorgcentrum.

Nog altijd hef ik in gedachten mijn hand op, wanneer ik voorbij je huis kom.

Nog altijd moet ik lachen als in de herfst de bladeren van de Vrijheidsboom vallen en welk een vuiligheid je die bloaren vond voor je huis. Ik herinner me zo goed hoe je uitkeek naar het lengen van de dagen en de belofte van de zomer toen de boom in blad kwam.

De twinkel in je ogen, je levenslust, je deugnieterijen en je monkelende lachje waren legendarisch, ik vergeet ze nooit.

Had ik gekund, ik had van je huis een koffiehuis gemaakt, met gebak.

Opnieuw een gezellig, levendig dorpshart, een pleisterplek zoals het zovele jaren was geweest.

Het had, uiteraard, Chez Georges geheten.

Je was mijn eerste echte vriend hier Georges.

Bedankt om me welkom te heten in je hart en je dorp, nu ook mijn dorp.

Maar genoeg gemijmerd nu, want de cava staat koud.

"Georges, t'es Nikki he, komde gij af, ze goan beginnen!"


Auteur: Nikki Petit
Overledene: Georges Van Wassenhove
Data: °20/10/1923 †15/05/2015
Rustplaats: Begraafplaats Landegem