Veertjes op mijn pad - verteld door Vera en geschreven door Benita Michiels van Soul Repair/Team Goodbye

Veertjes op mijn pad

We waren 45 jaar getrouwd, Luc en ik. Altijd met ons twee, zonder kinderen. Dat was vooral zijn keuze. Na de Koude Oorlog, en in tijden dat er elke avond wel andere ellende te horen was in het journaal, vond hij de wereld geen plek meer om kinderen op te voeden. Ik heb dat aanvaard. Misschien ook omdat wij het zo goed hadden samen. Omdat we samen genoeg waren. Wij vulden elkaars stiltes in zonder woorden nodig te hebben. We waren gelukkig … tot die dag dat alles brak.

De dag die alles brak

Twaalf november 2019 begon als een gewone dinsdag. Het beloofde een drukke, maar gezellige dag te worden, vol kleine plannen. Luc had om acht uur een afspraak bij de huisarts voor zijn jaarlijkse bloedcontrole en zijn griepvaccin. Zijn bloeddruk werd gemeten en alles was tiptop. De dokter noemde hem “een gezonde zeventiger”. Dat verbaasde mij niet. Het klonk vanzelfsprekend. Luc was sportief. Hij wandelde, fietste en torende met zijn lengte van twee meter boven iedereen uit. Hij was een man die zonder moeite de hele wereld leek te kunnen dragen, al school onder die imposante gestalte een man die soms zwaar tilde aan de dingen. Een zwartkijker, noemde hij zichzelf weleens, iemand die liever de blues speelde op zijn gitaar dan vrolijke deuntjes.

Na het doktersbezoek reden we naar Frankrijk, naar de Auchan in Roncq — onze vaste uitstap net over de grens. Onderweg in de auto oefende ik de kerstliedjes voor het koor. Luc zong enthousiast mee, uit volle borst. Het was een vrolijke rit, één van die kleine momenten die zich achteraf in je geheugen branden. Toen we klaar waren met winkelen, staken we de voeten onder tafel. Bij de Chinees in Frankrijk, zoals we dat wel vaker deden. Daarna reden we terug richting België, naar zijn vader in het woonzorgcentrum in Gullegem, bij Kortrijk. Daar, in de namiddag, rond drie uur, zei Luc voor het eerst dat hij zich niet goed voelde. Toch klaagde hij niet. Hij wilde nog even blijven, rustig, zoals altijd. Pas toen we rond vijf uur weer vertrokken, merkte ik dat hij stiller was dan anders.

De rit naar huis verliep kalm. Buiten werd het al donker en de regen sloeg ongenadig tegen de ruiten. Luc was stil. De weg naar huis leek langer dan gewoonlijk, maar hij reed rustig. Hij bracht me veilig thuis. Daar ben ik hem nog elke dag dankbaar voor.

De buurman stond op de stoep op het moment dat we thuiskwamen. Hij zou op reis vertrekken en kwam een sleutel brengen zodat wij voor zijn kat konden zorgen. Ook de buurman merkte meteen dat Luc zich niet goed voelde. “Ga maar even liggen,” stelde hij voor, terwijl we samen de boodschappen uit de auto haalden. Luc knikte, liep naar binnen om wat te rusten, maar kwam even later weer buiten. Hij wilde de auto nog in de garage zetten. Hij stapte in, knipte de lichten aan, en dan viel zijn hoofd plots achterover.

In één seconde was hij weg. Het ging zo snel dat mijn verstand het niet kon volgen. Hartmassage. Paniek. De buurman riep. Ik gilde. We belden de hulpdiensten. Ondanks het MUG-team dat binnen de zes minuten ter plaatse was, mocht niets baten. Luc was gestorven. Een hartaderbreuk.

Die avond, die gewone dinsdag, eindigde ons leven met twee.

Wat me toevalt

Soms denk ik dat er iemand over ons gewaakt heeft die dag. Een goede engelbewaarder. En dat Luc eerst nog wilde zorgen dat ik veilig thuis was. Hij had net een nieuwe auto, een automatic, en ik kon toen zelf nog niet rijden. Als die ader onderweg was gebarsten, had ik het misschien niet overleefd. Dat voelt als bescherming, als een laatste gebaar van zorg. Het is een vreemd soort troost, dat besef.

Luc had wel eens over de dood gesproken. Hij was niet bang voor het einde, maar wel voor het lijden dat eraan kon voorafgaan. Kanker zat in de familie … en dementie vond hij ook maar niks. Dat was zijn grote angst: aftakeling, afhankelijkheid. Hij zei vaak dat hij hoopte dat het snel zou gaan, zonder pijn, zonder eindeloos aftakelen. En precies dat is wat er gebeurde. Hij kreeg de dood die hij had gewenst — plots, zonder pijn. Dat is voor mij het grootste soelaas.

Of er leven is na de dood, dat weet niemand. We maakten er vroeger soms grapjes over, dat wie eerst ging een seintje zou sturen. Niet op een zichtbare, spectaculaire manier, maar op een kleine, herkenbare. Niet iets zo evident als tokkelen op je lievelingsgitaar of zo, geen dingen die echt het leven na de dood bewijzen. Dat kan niet. Dat comité daarboven laat dat niet toe. Maar Lucs dood heeft wel iets in gang gezet. Sinds zijn dood merk ik dingen die ik vroeger nooit zag.

Overal kom ik veertjes tegen, een opvallende verwijzing naar mijn naam. Ik zoek die veertjes niet, echt niet. Ze zijn er gewoon. Zomaar. Alsof Luc me van daarboven even toeknikt en liefdevol ‘Veertje’ naar me fluistert. Het viel me nog meer op toen de toevalligheden zich begonnen op te stapelen. Verkeerslichten die altijd net op groen springen als ik eraan kom. De eerste prijs winnen in de tombola tijdens een dansnamiddag, terwijl ik vroeger nooit iets won. Kleine dingen. Te klein om er gewicht aan te geven.

Ik zeg niet dat het tekenen zijn, die veertjes of dat geluk met de verkeerslichten. Misschien is het gewoon toeval. Maar telkens als het gebeurt, voel ik vanbinnen iets verschuiven. Alsof verdriet en lichtheid elkaar even raken, heel voorzichtig, zonder elkaar te breken. Alsof Luc me zachtjes aantikt. Vroeger zou ik dat allemaal afgedaan hebben als toeval. Als losse flarden van een gewone dag, zonder betekenis. Maar sinds hij er niet meer is, lijkt de wereld dunner geworden, alsof er iets doorheen schemert dat ik vroeger niet zag.

Luc had vroeger een kookschort waar in grote letters ’t is ge-luc-t op stond. Hij droeg die altijd met een brede glimlach, trots op de woordspeling. Soms denk ik aan die schort wanneer er weer zo’n toevalligheid gebeurt. Alsof hij me nog eens knipoogt, van ergens tussen toen en nu.

Een tijdje geleden ging ik nostalgisch terug naar het Duinenkerkje in Raversijde, waar Luc en ik destijds getrouwd zijn. Ik had er geen reden voor, behalve het verlangen om even terug te keren naar dat begin, naar de tijd en plaats waar alles nog voor ons lag. Op het bankje buiten raakte ik aan de praat met een vrouw die rouwde om een zoon die uit het leven was gestapt. Twee onbekenden, samengebracht door gemis. Ons gesprek ging al snel over die vreemde toevalligheden na een verlies, die kleine voorvalletjes die te mooi lijken om zomaar niets te betekenen. Ik vertelde haar over mijn veertjes. Zij luisterde en zei: ‘Weet je wat toeval is? Een klein geluksmomentje. Het valt je toe.’ Die woorden zijn me bijgebleven. Het valt je toe. Niet iets wat je maakt of zoekt, maar wat zich eenvoudigweg aanbiedt.

Sindsdien kijk ik anders naar wat me overkomt. Niet als bewijs van iets, maar als herinnering dat er, midden in verdriet, nog altijd iets kan vallen — licht, zacht en onverwacht. Een vleugje geluk dat me herinnert aan wie ik was met hem. En aan wat er nog altijd is, zelfs nu hij er niet meer is. Kleine signalen dat hij er nog een beetje is, op zijn manier. En misschien is dat wat troost uiteindelijk is: niet dat het pijn stopt, maar dat het soms een beetje lichter aanvoelt. Zoals een veertje dat even in de lucht blijft hangen, voordat het verder dwarrelt.

Wat blijft

Zes jaar zijn voorbij. Ik ben nu alleen. Ik heb leren autorijden, want het moest. Luc kon dat niet meer voor mij doen. Dat ik elke dag zelf achter het stuur kruip, voelt als een kleine overwinning, maar ook als een herinnering aan wat verloren ging.

Er is spijt. Dat we de laatste maanden te vaak kibbelden. Ik was overspannen van het werk. En de rechtszaak over onze verbouwing sleepte al vier jaar aan. Dat vrat aan mij. Ik was prikkelbaar. Luc bleef rustig, altijd. Zijn kalmte irriteerde me soms, maar nu mis ik ze. In oktober, weken voor hij stierf, kwam eindelijk de uitspraak van dat proces. We hadden gewonnen. Gerechtigheid na al die jaren spanning. Ik denk soms dat hij daarop gewacht heeft. Dat hij wilde weten dat alles in orde was voor hij kon loslaten.

Er is spijt. Dat we geen kinderen kregen. Nu hij er niet meer is, weet ik wat dat betekent. Een kind had een stukje van hem kunnen bewaren. Maar het is wat het is. Geen stemmen in huis. De stilte is soms zwaar. Ik probeer verder te gaan. Er zijn dagen dat dat minder goed lukt, maar ook dagen dat het wel lukt. Daar probeer ik op te focussen.

Er is spijt dat Luc er niet meer is, maar er zijn zoveel mooie herinneringen. Luc was geliefd. Mensen hielden van hem. Hij was warm, behulpzaam, verstandig. iedereen zag hem graag. Iedereen was zot van hem. En we blijven over hem praten. Ze herinneren me eraan dat hij er was. En dat is genoeg om verder te kunnen. Dat is wat mij overeind houdt, net als die kleine toevalligheden die blijven gebeuren.


Auteur: Vera Boydens
Overledene: Luc Patyn
Data: °20/03/1949 †12/11/2019
Rustplaats: Thuis